203

Bij het zien van die verdorde vijgeboom vroegen de leerlingen verbaasd: Hoe is die vijgeboom zo opeens verdord? (Mat 21, 20). Die twaalf van het eerste uur, die toch getuigen geweest waren van zoveel wonderen van Christus, zijn toch weer verbaasd. Hun geloof is nog niet vurig. Daarom verzekert de Heer hun: Voorwaar, Ik zeg u: Als gij maar geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat Ik met die vijgeboom gedaan heb, maar zelfs als ge tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in zee, dan zal het gebeuren (Mat 21, 21). Christus stelt als voorwaarde, dat we uit het geloof leven: dan zullen we bergen kunnen verzetten. Er moet nog zoveel verzet worden… in deze wereld en allereerst in ons hart. Zoveel hinderpalen voor de genade! Geloof dus; geloof en daden, geloof en offervaardigheid, geloof en nederigheid. Want door het geloof worden we schepsels die alles kunnen. En al wat gij in vertrouwvol gebed zult vragen, zult gij verkrijgen (Mat 21, 22).

Een gelovig mens weet de aardse dingen op de juiste waarde te schatten. Hij weet, dat ons verblijf hier beneden —om met de heilige Teresa van Avila te spreken— niet meer is dan een slechte nacht in een slechte herberg (vgl. H. Teresa van Avilla, De weg der volmaaktheid, 40, 9 (70, 4)). Hij wordt gesterkt in de overtuiging, dat ons aards bestaan een tijd van werken en strijden is, een tijd van loutering om de schuld voor onze zonden jegens de goddelijke gerechtigheid te voldoen. Hij weet ook, dat de tijdelijke goederen hulpmiddelen zijn en hij gebruikt ze edelmoedig en heldhaftig.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal