5
De Kerk is heilig
Nu zullen wij beter begrijpen hoe de eenheid van de Kerk naar haar heiligheid leidt en hoe een van de belangrijkste aspecten van deze heiligheid juist deze eenheid is, die het middelpunt vormt van het mysterie van de Drieëne God: één lichaam en één Geest, zoals gij ook geroepen zijt tot één en dezelfde hoop waarvoor Gods roeping borg staat. Eén Heer, één geloof, één doopsel. Eén God en Vader van allen, die is boven allen en met allen en in allen (Ef 4, 4-6).
Heiligheid betekent niets anders dan eenheid met God. Hoe meer intimiteit met God, des te heiliger. De Kerk is door Christus gewild en gesticht. Daarmee volbracht Hij de wil van de Vader. De Bruid van de Zoon wordt bijgestaan door de Heilige Geest. De Kerk is het werk van de Allerheiligste Drieëenheid; zij is heilig en moeder, onze Moeder de heilige Kerk. Wij kunnen in de Kerk een volmaaktheid bewonderen, die met haar oorsprong te maken heeft en een andere, de eschatologische, die haar laatste en definitieve volmaaktheid zal zijn. De heilige Paulus verwijst naar beide in zijn brief aan de Efeziërs: Christus heeft de Kerk liefgehad en zich voor haar overgeleverd om haar te heiligen, haar reinigend door het waterbad met het woord, teneinde haar voor zich te doen verschijnen als een heerlijke bruid, zonder vlek of rimpel of fout, heilig en onbesmet (Ef 5, 25-27).
De oorspronkelijke en constitutieve heiligheid van de Kerk kan versluierd blijven, maar nooit vernietigd, want de Kerk is onvergankelijk: de poorten der hel zullen haar niet overweldigen (Mat 16, 18). Deze volmaaktheid kan immers voor mensenogen verborgen blijven, zei ik, in momenten van vrijwel algehele verduistering. De heilige Petrus echter sierde de christenen met de titel gens sancta (1 Petr 2, 9), heilig volk. En als leden van een heilig volk hebben alle gedoopten deze roeping tot heiligheid gekregen, behoren zij te trachten aan de genade te beantwoorden en persoonlijk heilig te worden. In de loop van de hele geschiedenis, ook tegenwoordig, zijn vele katholieken werkelijk heilig geworden: jongeren en ouderen, ongehuwden en gehuwden, priesters en leken, mannen en vrouwen.
Het komt echter voor, dat de persoonlijke heiligheid van zoveel gelovigen —vroeger en nu— niet in het oog springt. Wij herkennen regelmatig de gewone, alledaagse en heilige mensen niet, die te midden van ons werken en wonen. Voor het aardse oog tekenen zich de zonde en het gebrek aan trouw duidelijker af: die zijn opvallender.
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/amar-a-la-iglesia/5/ (14-10-2024)