6

Gens sancta, heilig volk, samengesteld uit schepselen met ellende. Deze schijnbare tegenstelling duidt een aspect van het mysterie van de Kerk aan. De Kerk die goddelijk is, is ook menselijk, omdat zij gevormd wordt door mensen en mensen hebben hun gebreken: omnes homines, terra et cinis (Sir 17, 32), alle mensen zijn stof en as.

Onze Heer Jezus Christus, die de heilige Kerk stichtte, verwacht dat de leden van dat volk zich ononderbroken inspannen die heiligheid te verwerven. Niet allen reageren trouw op hun roeping. En in de Bruid van Christus ziet men tegelijk de wonderschone weg naar de zaligheid en de zwakheden van hen die deze weg gaan.

"De goddelijke Verlosser heeft gewild, dat de door Hem gestichte vereniging van mensen een in haar soort volkomen gemeenschap zou zijn, die met alle juridische en sociale elementen is toegerust, opdat zij hier namelijk zijn zaligmakend verlossingswerk zou bestendigen. […] Wanneer wij nu echter in de Kerk iets zien, waaruit de zwakheid van de menselijke natuur blijkt, is dit niet toe te schrijven aan haar juridische inrichting, maar veeleer aan de droevige geneigdheid tot het kwaad in de afzonderlijke personen. Deze zwakheden laat haar goddelijke stichter, ook in hoger geplaatste leden van zijn mystiek lichaam, slechts daarom toe, opdat de deugd van schapen en herders zou worden beproefd en in allen de verdiensten van het christelijk geloof worden vermeerderd" (Pius XII, Encycliek Mystici Corporis Christi, 29 juni 1943).

Dat is de werkelijkheid van de Kerk hier en nu. Om die reden is het niet onverenigbaar met de heiligheid van de Bruid van Christus, dat er mensen met gebreken in haar schoot verkeren. "Christus wilde de zondaars niet uitgesloten zien uit de gemeenschap die Hij stichtte. Wanneer dus sommige leden geestelijk ziek zijn, mag dat geen reden zijn om in onze liefde jegens de Kerk te verflauwen, maar veeleer moet dit een aansporing zijn ons medelijden met haar ledematen inniger te doen maken" (Ibidem).

Dit punt in een andere taal