113

Ik weet niet, of u in uw kinderjaren ooit de fabel van die boer gehoord hebt die een goudfazant cadeau had gekregen. Eerst is hij blij verrast met het geschenk, maar daarna moet hij een plaats vinden om het dier op te sluiten. Na lang aarzelen en na verschillende plannetjes besluit hij hem in het kippenhok te zetten. De kippen bewonderen de nieuwkomer om zijn schoonheid. Zij draaien allemaal om hem heen met de verbazing van mensen die denken een halfgod ontdekt te hebben. Terwijl het tumult nog in volle gang is, wordt het voedertijd. De boer gooit de eerste paar handen voer naar binnen en de fazant stort zich er, hongerig van het lange wachten, gulzig op om zijn maag te vullen. Als ze dit zien, deze wonderschone held die zijn voedsel als een dood-ordinaire vogel naar binnen schrokt, valt de hele troep kippen in het hok de fazant aan. Ze pikken hun gevallen idool net zolang met hun snavel, tot hij geplukt is. De ineenstorting van de mens die zichzelf tot idool heeft verheven, is even zielig en des te rampzaliger naarmate hij zijn eigen krachten overschat heeft en vol verwaandheid op eigen capaciteiten vertrouwd heeft.

Verbindt daar praktische gevolgtrekkingen voor uw dagelijks leven aan. Er zijn aan u talenten toevertrouwd als aan een schatmeester, bovennatuurlijke en menselijke talenten. Daar moet u in alle oprechtheid gebruik van maken. Hoedt u voor de belachelijke waanidee waardoor u zou kunnen denken, dat iets werkelijk helemaal van u is, alsof het louter en alleen het resultaat is van uw eigen inspanning. Er is nog een andere factor —God— die niemand buiten beschouwing kan laten.

Dit punt in een andere taal