70

Uit liefde tot God, uit liefde tot de zielen, om in overeenstemming met onze roeping als christen te leven, moeten wij het voorbeeld geven. Om geen ergernis te wekken, om niet het minste vleugje vermoeden te wekken, dat de kinderen van God nonchalante nietsnutten zijn, om geen aanstoot te geven… moet u zich altijd inspannen door uw gedrag de juiste maat en de goede houding van een verantwoordelijk mens te tonen. Zowel de boer die zijn land bewerkt en daarbij zijn hart steeds tot de Heer verheft, als de timmerman, de smid, de beambte, de academicus —alle christenen— moeten een voorbeeld zijn voor hun collega's. Zonder hoogmoed, want in onze ziel leeft heel helder de overtuiging dat we de overwinning enkel en alleen kunnen behalen door op Hem te rekenen: wij alleen kunnen nog geen strootje van de grond rapen (vgl. Joh 15, 5). Zo moet ieder in zijn eigen werk, op de plaats die hij in de maatschappij bezet, de dwingende verplichting voelen een werk van God te doen dat naar alle kanten de vrede en vreugde van de Heer uitzaait. “De volmaakte christen is altijd vervuld van rust en vreugde. Rust, omdat hij zich weet in de tegenwoordigheid van God. En vreugde, omdat hij zich omgeven ziet met diens gaven. Zo'n christen is werkelijk een koninklijk persoon, een heilig priester voor God” (Clemens van Alexandrië, Stromata, 7, 7 (PG 9, 451)).

Verwijzingen naar de H. Schrift
Dit punt in een andere taal