Lijst van punten
De rode palen
Diep in mijn kinderhoofd is de herinnering aan die palen gegrift die —in de bergen van mijn geboorteland— langs de randen van de weg waren geplaatst; die hoge, meestal rood geverfde palen trokken mijn aandacht. Men heeft mij toen uitgelegd, dat die palen, als de sneeuw viel en paden, akkers, weiden, bossen, rotsen en afgronden bedekte, er bovenuit staken als een signaal, zodat iedereen altijd met zekerheid wist waar de weg liep.
In het innerlijk leven gebeurt iets dergelijks. Er zijn lentes en zomers, maar ook winters, dagen zonder zon en nachten zonder een sprankje maan. We kunnen het ons niet permitteren, dat onze omgang met Jezus Christus afhankelijk zou zijn van onze gemoedstoestand, van de wisselingen van ons hart. Een dergelijke houding loopt uit op egoïsme, gemakzucht en gaat niet samen met liefde.
Daarom zijn, in perioden van sneeuw of wind, een paar flinke godvruchtige oefeningen —niet sentimenteel, maar diepgeworteld en aangepast aan ieders persoonlijke omstandigheden— zoals die rode palen die de richting blijven aangeven tot de Heer besluit de zon opnieuw te laten schijnen, de sneeuw te laten smelten. Het hart gaat weer sneller slaan, in vlam gezet door een vuur dat eigenlijk nooit is uitgeblust. Het restje was alleen bedekt onder de as van een tijd van beproeving, of van minder inzet, of gebrek aan offervaardigheid.
Ik maak er voor u geen geheim van dat er in de loop der jaren mensen bij mij gekomen zijn die vol verdriet met me begonnen te praten. ?Vader, ik weet niet wat me overkomt. Ik voel me lusteloos en kil. Mijn godsvrucht die vroeger zo zeker en ongecompliceerd was, lijkt me nu een toneelstuk… Mensen die in een dergelijke toestand terechtgekomen zijn en u allen zeg ik: Een toneelstuk? Geweldig! De Heer speelt met ons, zoals een vader met zijn kinderen.
In de Schrift kan men lezen ludens in orbe terrarum (Spr 8, 31), dat Hij speelt over het hele aardoppervlak. God laat ons echter niet in de steek, Hij voegt er onmiddellijk aan toe: deliciae meae esse cum filiis hominum (Ibidem), mijn vreugde bestaat er in bij de kinderen der mensen te zijn. De Heer speelt met ons! En als we ooit het gevoel hebben een rol in een toneelstuk te spelen, omdat we ons ijzig en apathisch voelen, wanneer we misnoegd en willoos zijn; wanneer het ons zwaar valt ons werk te doen en de geestelijke doeleinden die we ons gesteld hebben te realiseren; dan heeft het uur geslagen om te gaan denken dat God met ons speelt en dat Hij verwacht dat we onze rol in hettoneelstuk met bravoure spelen.
Ik mag u wel vertellen, dat de Heer mij bij gelegenheden veel genaden verleend heeft, maar gewoonlijk moet ik tegen de stroom op roeien. Ik volg mijn weg, niet omdat ik daar zo'n zin in heb, maar omdat ik die gaan moet, uit liefde. ?Maar, Vader, kan men met God komedie spelen? Is dat geen schijnheiligheid?? Stil maar: nu is voor u het moment gekomen mee te spelen in een menselijk toneelstuk met een goddelijke toeschouwer. Houd moed. De Vader en de Zoon en de Heilige Geest kijken naar deze opvoering van jou. Doe alles uit liefde tot God, om Hem te behagen, ook als het je moeite kost.
Wat is het mooi Gods troubadour te zijn! Wat heerlijk dat toneelstuk te spelen uit Liefde, offervaardig, zonder enige persoonlijke voldoening, om God onze Vader te behagen die met ons speelt. Kijk God in de ogen en vertrouw Hem toe: ik heb helemaal geen zin dit te doen, maar ik zal het opdragen voor U. En dan ook echt aan de slag, ook al denkt u dat het een toneelstuk is. Zalig toneelstuk! Ik verzeker u dat dit geen schijnheiligheid is, want schijnheiligen hebben publiek nodig bij hun pantomimes. De toeschouwers bij dit toneelstuk van ons daarentegen —laat me het nog eens zeggen— zijn de Vader, de Zoon en de Heilige Geest; de allerheiligste Maagd, Sint Jozef en alle Engelen en Heiligen in de Hemel. Ons innerlijk leven kent geen ander schouwspel dan dit: Christus die voorbijgaat quasi in occulto (vgl. Joh 7, 10).
Het geloof van Bartimeüs
Dit maal is het Marcus die ons de genezing van een andere blinde vertelt. Toen Jezus vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte uit Jericho wegtrok, zat een blinde bedelaar, Bartimeüs, de zoon van Timeüs langs de weg (Mar 10, 46). Toen hij het lawaai van de menigte hoorde, vroeg de blinde: Wat gebeurt er? Ze antwoordden hem: Jezus van Nazaret. Onmiddellijk ontbrandde zijn ziel in een zo levendig geloof in Christus dat hij luidkeels riep: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij (Mar 10, 47).
En u die nu hier langs de kant van de weg staat, deze levensweg die zo kort is, krijgt u ook geen zin om dat te roepen? U die te weinig licht hebt, u die nieuwe genade nodig hebt om te besluiten op weg te gaan naar de heiligheid, voelt u ook niet de onweerstaanbare behoefte te roepen: Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij. Wat een prachtig schietgebed, om telkens en telkens te herhalen!
Ik raad u aan die momenten, die aan het wonder voorafgaan, langzaam te overwegen om deze heldere gedachte in uw geest te griffen: Wat een hemelsbreed verschil tussen Jezus' Hart, zo rijk aan medelijden, en onze arme harten. Die gedachte zal u altijd helpen, vooral in uren van beproeving en bekoring, in uren waarin we edelmoedig gevolg moeten geven aan de eenvoudige eisen van elke dag, in uren waarin we heldenmoed moeten tonen.
Velen snauwden Bartimeüs toe te zwijgen (Mar 10, 48). Dat gebeurde u ook, toen u Jezus heel dicht langs u voelde gaan: uw hart begon sneller te kloppen en u begon luidkeels te roepen, ten prooi aan een onrust diep in uw binnenste. Toen kwamen je vrienden, je gewoonten, comfort en omgeving met de raad te zwijgen en niet te roepen. “Waarom Jezus roepen? Val Hem niet lastig!”
De ongelukkige Bartimeüs luisterde niet naar hen. Hij schreeuwde juist nog veel harder: Zoon van David, ontferm U over mij. De Heer die hem van begin af aan gehoord had, liet hem volharden in zijn gebed. Dat doet Hij met u ook. Jezus verneemt de roep van onze ziel onmiddellijk, maar Hij wacht. Hij wil dat we Hem smeken, halsstarrig, zoals die blinde aan de rand van de weg bij de poort van Jericho. “Laten we hem nadoen. Zelfs als God niet direct geeft wat we Hem vragen, zelfs als de menigte ons van ons gebed probeert af te houden, moeten we Hem zonder ophouden blijven smeken” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae 66, 1 (PG 58, 626)).
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/book-subject/amigos-de-dios/23937/ (6-10-2024)