Lijst van punten
De christen en de geschiedenis van de mensheid
Christen zijn betekent niet dat we aanspraak maken op iets dat zuiver persoonlijke voldoening geeft: naam en inhoud slaan op een zending. We hebben al gezien dat Jezus alle christenen uitnodigt om zout en licht van de wereld te zijn. De heilige Petrus geeft deze opdracht duidelijk weer met teksten uit het Oude Testament: Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht (1 Pe 2, 9).
Christen zijn is geen bijkomstigheid, het is een goddelijke realiteit die tot in het diepst van ons wezen doordringt en ons een heldere visie en een vastbesloten wil geeft om te doen wat God van ons verlangt. Zo leren we dat de pelgrimstocht van de christen een voortdurend dienen moet zijn, op allerlei manieren, in overeenstemming met onze persoonlijke omstandigheden, maar altijd uit liefde voor God en de naaste. Christen zijn betekent dat we ons niet laten leiden door kleingeestige bedoelingen die door prestige of eerzucht worden ingegeven en ook niet door bedoelingen die edeler kunnen lijken, zoals liefdadigheid of medeleven met de noden van anderen: christen zijn is tot het uiterste gaan in de radicale liefde die Jezus heeft laten zien door voor ons te sterven.
De manier waarop mensen soms in het leven staan, geeft aan dat ze nog onvoldoende in het mysterie van Jezus weten door te dringen. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die het christendom beschouwen als een geheel van praktijken en vroomheidoefeningen, zonder het verband te zien met het dagelijks leven, met de dringende noden van anderen en met de noodzaak om onrecht te bestrijden.
Ik zou zeggen dat iemand met zo”n mentaliteit nog niet heeft begrepen wat het betekent dat de Zoon van God mens is geworden, dat Hij een lichaam, een ziel en de stem van een mens heeft aangenomen, dat Hij ons lot zó vergaand heeft gedeeld dat Hij de uiteindelijke vernietiging van de dood heeft ondergaan. Misschien zien sommigen Christus daarom, onbedoeld, als een vreemdeling in de wereld van de mensen.
Anderen weer hebben de neiging zichzelf wijs te maken dat ze om menselijk te zijn enkele centrale aspecten van het christelijk dogma moeten afzwakken. Ze doen alsof men door het gebedsleven en de vertrouwelijke omgang met God voor verantwoordelijkheden vlucht en de wereld in de steek laat. Ze vergeten dat juist Jezus ons heeft laten zien hoever we moeten gaan in het liefhebben en in het dienen. Alleen als we proberen het geheim van Gods liefde te begrijpen, van die liefde die gaat tot aan de dood, zullen wij ons helemaal aan anderen kunnen geven zonder ons door moeilijkheden of onverschilligheid te laten overwinnen.
Het geloof in de gestorven en verrezen Christus dat op ieder moment van ons leven aanwezig is, geeft licht aan ons geweten en spoort ons aan om bij de vraagstukken en problemen van de mensheid betrokken te zijn. De christen is in deze geschiedenis — die begon met de schepping van de wereld en zal eindigen met de voleinding van de tijd — niet iemand zonder vaderland, maar een burger van de aardse stad, met een ziel vol verlangen naar God, wiens liefde hij tijdens deze etappe al ervaart en waarin hij het doel herkent waartoe wij allen zijn geroepen.
Wat mijn persoonlijke getuigenis aangaat, kan ik zeggen dat ik mijn werk als priester en zielenherder altijd heb opgevat als de taak om iedere persoon te confronteren met de eisen die het leven aan hem stelt, en hem te helpen ontdekken wat God concreet van hem vraagt. Dit heb ik altijd willen doen zonder de onafhankelijkheid en de persoonlijke verantwoordelijkheid die kenmerkend zijn voor een christelijk geweten aan te tasten. Deze instelling is gebaseerd op respect voor de transcendentie van de geopenbaarde waarheid en op de liefde voor de vrijheid van het menselijk schepsel. Ik zou eraan kunnen toevoegen dat ze ook is gebaseerd op de zekerheid dat de geschiedenis niet bij voorbaat vastligt, maar open is voor velerlei mogelijkheden die God niet heeft willen inperken.
Christus volgen betekent niet dat je een kerk binnenvlucht en je schouders ophaalt voor de ontwikkelingen in de maatschappij en voor de prestaties en de dwalingen van de mensen en de volkeren. Integendeel, het christelijk geloof laat ons de wereld zien als de schepping van de Heer en daarom waarderen we alles wat edel en mooi is, erkennen we de waardigheid van iedere persoon, die immers naar het beeld van God gemaakt is, en bewonderen we dat heel speciale geschenk van de vrijheid. Dat geschenk maakt ons heer en meester over onze eigen daden en stelt ons in staat om, met de genade van God, aan onze eeuwige bestemming te werken.
We zouden het geloof bagatelliseren en er een aardse ideologie van maken, als we een politiek-religieuze vlag gingen hijsen om in naam van wie weet welke goddelijke bevoegdheid anderen te veroordelen, enkel en alleen omdat ze onze manier van denken niet delen over problemen die gezien hun aard vatbaar zijn voor talrijke, uiteenlopende oplossingen.
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/book-subject/es-cristo-que-pasa/24592/ (13-10-2024)