23
Nu een ander thema. Wij zouden graag willen weten hoe u de huidige situatie van de Kerk beoordeelt. Welke betekenis hecht u aan de tendensen die men algemeen als “progressief” en “integralistisch” aanduidt?
Ik ben van mening dat men de huidige theologische situatie van de Kerk als positief en tegelijkertijd, zoals bij elke groeicrisis, als delicaat kan karakteriseren. Ongetwijfeld als positief, omdat de theologische rijkdom van het Tweede Vaticaanse Concilie de gehele Kerk - het gehele priesterlijke volk van God - een nieuw, uitermate hoopvol tijdperk heeft binnengeleid, een periode van hernieuwde trouw aan het goddelijke heilsplan, waarvan de verwezenlijking aan dat volk Gods is toevertrouwd. Maar tegelijkertijd ook als delicaat, omdat de theologische consequenties waartoe men gekomen is, niet - om zo te zeggen - abstract of theoretisch zijn. Het gaat hier namelijk om een bij uitstek levende theologie, met direct pastorale, ascetische en disciplinaire gevolgen, die het innerlijk en uiterlijk leven van de christelijke gemeenschap op essentiële punten raken: de liturgie, de organisatiestructuren van de hiërarchie, vormen van apostolaat, het kerkelijk leergezag, de dialoog met de wereld, de oecumene enzovoort. Deze gevolgen zijn dus ook merkbaar in het christelijke leven en zelfs in het geweten van de gelovigen.
Beide realiteiten moeten ons ter harte gaan; enerzijds het christelijke optimisme, dat wil zeggen de vreugdevolle zekerheid dat de Heilige Geest de leer waarmee Hij de Kerk heeft verrijkt, in overvloedige mate vrucht laat dragen; anderzijds de prudentie van de kant van de theologen en de hiërarchie, want juist nu zou er grote schade kunnen ontstaan door gebrek aan sereniteit en evenwichtigheid in de bestudering van de problemen.
Welke rol de tendensen spelen, die u progressief en integralistisch noemt kan ik niet goed zeggen, omdat ik het altijd al heel ongepast en zelfs onmogelijk gevonden heb om situaties op die wijze te versimpelen en te catalogiseren. Deze indeling, die soms tot echt onzinnige uitersten leidt en die men kunstmatig probeert te continueren alsof de theologen en de gelovigen in het algemeen bestemd zouden zijn tot een voortdurende bipolaire gerichtheid, lijkt me haar basis te hebben in de overtuiging dat de vooruitgang in de theologie en in het leven van het volk Gods alleen maar begrepen kan worden als het resultaat van een voortdurende dialectische spanningsrelatie. Zelf geef ik er echter de voorkeur aan om, met geheel mijn ziel, te geloven aan de werkzaamheid van de Heilige Geest, die waait waar Hij wil en in wie Hij wil.
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/conversaciones/23/ (4-12-2024)