84
De vreugde van Witte Donderdag
De voortdurende lofprijzing van de heilige hostie door de christenen van alle tijden is nu zo gemakkelijk te begrijpen! Loof, mijn tong, het glorierijke Lichaam en het kostbaar Bloed van de Koning aller volken, geboren uit een vruchtbare Moeder, dat voor onze schuld voldoet (Hymne Pange, lingua). Wij willen deze verborgen God eerbiedig aanbidden (zie Adoro te devote, Hymne van de heilige Thomas de Aquino). Het is Jezus Christus die uit de Maagd Maria is geboren; die heeft geleden en op het kruis werd geofferd; uit wiens doorboorde zijde bloed en water vloeiden (zie hymne Ave verum).
Dit is het heilig gastmaal waarbij we Christus zelf ontvangen. De herinnering aan zijn lijden wordt hernieuwd, de ziel kan bij Hem verkeren in de intimiteit van haar God en heeft een onderpand van haar toekomstige glorie (zie hymne O sacrum convivium). Zo vat de Kerk in een paar strofen de hoogtepunten samen van deze geschiedenis van Gods vurige liefde voor ons.
De God van ons geloof is geen ver wezen dat onverschillig neerkijkt op het lot van de mensen, op hun verlangens, hun strijd, hun zorgen en angsten. Hij is een Vader die in zijn liefde voor zijn kinderen zo ver gaat dat hij het Woord, de tweede Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid, naar ons stuurt om hier, mens geworden, voor ons te sterven en ons te verlossen. Het is dezelfde liefhebbende Vader die ons vandaag zachtjes naar Christus trekt door de werking van de heilige Geest die in ons hart woont.
De vreugde van Witte Donderdag vloeit dus voort uit ons besef dat de Schepper overloopt van liefde voor zijn schepselen. En alsof alle bewijzen van zijn barmhartigheid nog niet genoeg waren, heeft onze Heer Jezus Christus de Eucharistie ingesteld, zodat we Hem altijd dicht bij ons kunnen hebben. En ook — voor zover we dat kunnen begrijpen — omdat Hij zo door zijn liefde wordt gedreven dat Hij, hoewel Hij niets nodig heeft, ons niet wil missen. De Drie-eenheid heeft een passie voor de mens die Hij tot de orde van de genade verheven heeft en die naar zijn beeld en gelijkenis (Gen 1, 26) is gemaakt. Hij heeft de mens verlost van de zonde — van de zonde van Adam die op zijn hele nageslacht is overgedragen, en van de persoonlijke zonden van iedereen — en Hij verlangt er vurig naar in onze ziel te wonen. Als iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord onderhouden; mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen (Joh 14, 23).
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/es-cristo-que-pasa/84/ (3-12-2024)