90

Nu komen we met het kinderlijk vertrouwen waarmee we God onze algoede Vader noemen bij de canon, het eucharistisch gebed. We bidden tot Hem voor de Kerk en voor allen in de Kerk, voor de paus, voor onze familie, voor onze vrienden en bekenden. En omdat de katholiek een hart heeft dat naar allen uitgaat, bidt hij voor de hele wereld, want niets mag van zijn vurige ijver worden buitengesloten. En opdat de smeekbede wordt aangenomen, herinneren wij aan onze gemeenschap met de allerheiligste Maagd Maria en met een handvol mensen die de eersten waren die Christus volgden en voor Hem zijn gestorven.

Quam oblationem, gewaardig U… Het moment van de consecratie nadert. Nu, in de heilige Mis, is het opnieuw Christus die door de priester handelt: Dit is mijn Lichaam. Dit is de kelk van mijn Bloed. Jezus is nu onder ons! Met de transsubstantiatie wordt de oneindige goddelijke dwaasheid die door de liefde wordt ingegeven, hernieuwd. Als dat ogenblik straks weer nadert, kan ieder van ons in zijn hart tegen Onze Lieve Heer zeggen dat niets ons van Hem zal kunnen scheiden en dat zijn bereidwilligheid om zich geheel weerloos over te leveren onder de fragiele gedaanten van brood en wijn, ons tot zijn vrijwillige slaven heeft gemaakt: praesta meae menti de te vivere, et te illi simper dulce sapere, wil in mijn geest uw leven storten, in U ook steeds mijn vreugde doen zijn (Hymne Adoro te devote).

Er volgen nog meer smeekgebeden, want wij mensen zijn doorgaans geneigd om te vragen. Dit keer is het voor onze overleden broeders en zusters, voor onszelf. Hier kunnen wij onze ontrouw en ellende bij insluiten. Het is een zware last, maar Hij wil die voor ons en met ons dragen. Het eucharistisch gebed eindigt met het opnieuw aanroepen van de allerheiligste Drie-eenheid: Per Ipsum, et cum Ipso, et in Ipso…, door Christus, met Christus en in Christus, komt U, God almachtige Vader in de eenheid van de heilige Geest alle eer en glorie toe, door alle eeuwen der eeuwen.

Dit punt in een andere taal