Lijst van punten
Zo ongeveer is het ook ons vergaan. Het zal ons weinig moeite kosten om in onze familie en onder vrienden en kennissen — om het immense panorama van de wereld maar buiten beschouwing te laten — heel wat mensen te vinden die het meer waard zijn dan wij om door Christus geroepen te worden. Mensen die eenvoudiger zijn, geleerder, invloedrijker, belangrijker, dankbaarder, edelmoediger…
Als ik daaraan denk schaam ik me. Maar ik ben me er ook van bewust dat onze menselijke logica geen verklaring heeft voor de werking van de genade. God zoekt gewoonlijk gebrekkige werktuigen uit zodat overduidelijk is dat Hij het is die het werk doet. De heilige Paulus denkt met een zekere schroom terug aan zijn eigen roeping: Het laatst van allen verscheen Hij aan mij, de misgeboorte, de allerminste van de apostelen, niet waardig een apostel genoemd te worden omdat ik Gods Kerk heb vervolgd (1 Kor 15, 8-9). Dit schrijft Paulus van Tarsus, een man met een persoonlijkheid en een kracht die in de loop van de geschiedenis alleen maar groter lijkt te worden.
Wij zijn geroepen zonder enige verdienste van onze kant, zoals ik jullie zei, want aan de basis van onze roeping ligt het besef van onze ellende en de overtuiging dat het licht dat onze ziel verlicht — het geloof — , de liefde waarmee we liefhebben — de naastenliefde —, en het verlangen dat ons staande houdt — de hoop — , geschenken van God zijn die wij niet verdiend hebben. Als we niet nederiger worden zullen we het doel van de goddelijke uitverkiezing uit het oog verliezen: ut essemus sancti, onze persoonlijke heiligheid.
Vanuit de nederigheid kunnen we het wonder van onze goddelijke roeping beter begrijpen. De hand van Christus heeft ons uit een korenveld geplukt: de zaaier knijpt die handvol graankorrels fijn in zijn doorboorde hand, ze worden met zijn bloed doordrenkt. Dan strooit de Heer het graan met een brede armzwaai uit, opdat het door te sterven tot leven zal komen en door in de grond weg te zakken zich tot gouden aren kan vermenigvuldigen.
De weg van het geloof
De intentie om ons met Christus te vereenzelvigen is niet gemakkelijk te verwezenlijken. Maar als we leven zoals de Heer ons geleerd heeft is het ook niet zo moeilijk, als we maar iedere dag onze toevlucht nemen tot zijn Woord, en als we ons leven maar laten doordringen van de sacramentele werkelijkheid van de Eucharistie, die Hij ons als voedsel heeft nagelaten. Zoals een oud lied uit mijn streek zegt, is de weg van een christen goed te belopen. God heeft ons duidelijk en ondubbelzinnig geroepen. Net als de drie koningen hebben wij aan de hemel van onze ziel een ster ontdekt, die een licht en een betrouwbare wegwijzer is.
Wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden (Mt 2, 2). Wij hebben dat ook ervaren. Ook wij hebben gemerkt dat er geleidelijk een nieuw licht in onze ziel begon te schijnen. Het verlangen om geheel en al christen te zijn; het verlangen, als ik het zo mag uitdrukken, om God serieus te nemen. Als ieder van ons de geschiedenis van zijn roeping zou vertellen, zouden we zeker tot de conclusie komen dat het allemaal het werk van God is. Laten we God de Vader, God de Zoon, God de heilige Geest en de heilige Maagd Maria — door wie alle zegeningen van de hemel tot ons komen — bedanken voor dit geschenk dat, met het geschenk van het geloof, het grootste is wat God aan een schepsel kan geven. Het is het vaste besluit om de volheid van de liefde te bereiken in de overtuiging dat heiligheid in onze sociale, beroeps- en overige bezigheden niet alleen mogelijk, maar ook noodzakelijk is.
Kijk eens met welke fijngevoeligheid de Heer ons uitnodigt. Hij drukt zich in menselijke bewoordingen uit als iemand die verliefd is: Ik heb je bij je naam geroepen… Jij bent van Mij (Jes 43, 1). God — die de schoonheid, de grootheid en de wijsheid is — zegt ons dat wij van Hem zijn, dat Hij ons heeft uitgekozen om ons zijn oneindige liefde te geven. We hebben een sterk geloofsleven nodig om dit geschenk, dat de goddelijke voorzienigheid ons in handen heeft gegeven, niet te vervormen. Een geloof als dat van de drie koningen, dat ons de zekerheid geeft dat noch de woestijn, noch de stormen, noch de rust van de oasen ons zullen beletten het eeuwige Betlehem te bereiken, voor altijd te leven bij God.
Vertrouwelijk met Jezus omgaan
Wie niet van de heilige Mis houdt, wie niet probeert met rust, aandacht, devotie en liefde met de Mis mee te leven, houdt niet van Christus. Liefde maakt de verliefde mens fijngevoelig en attent. Liefde laat kleine dingen ontdekken die vaak nauwelijks opgemerkt worden, maar altijd getuigen van een verliefd hart. Op deze wijze moeten wij de heilige Mis bijwonen. Daarom denk ik dat mensen die een Mis willen bijwonen die kort duurt en overhaastig gelezen wordt, door deze overigens weinig elegante houding laten zien dat zij de betekenis van het altaaroffer niet hebben begrepen.
De liefde voor Christus, die zich voor ons opoffert, is voor ons een impuls om na afloop van de heilige Mis enkele minuten persoonlijk en intiem dank te zeggen, waarmee we in de stilte van ons hart de dankzegging voortzetten die de Eucharistie als zodanig al is. Hoe kunnen we ons tot Hem richten, hoe kunnen we met Hem spreken, hoe moeten we ons gedragen?
Het christelijk leven kent geen rigide richtlijnen, want de heilige Geest leidt de zielen niet en masse, maar geeft iedereen afzonderlijk voornemens, gevoelens en ingevingen in die hem zullen helpen de wil van de Vader te begrijpen en uit te voeren. Toch denk ik dat de leidraad voor ons gesprek met Christus in de dankzegging na de heilige Mis vaak de gedachte kan zijn dat Onze Lieve Heer onze koning, arts, meester en vriend is.
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/book-subject/es-cristo-que-pasa/23215/ (4-12-2024)