Lijst van punten
Kinderen worden in eerste instantie vooral opgevoed door het gedrag van hun ouders. Ze verwachten meer van hun vader en moeder dan alleen een bredere kennis dan zij zelf hebben, en meer dan goede of minder goede raadgevingen. Ze verwachten iets dat veel belangrijker is: een getuigenis van de waarde en de zin van het leven, die door hun ouders zichtbaar en tastbaar gemaakt wordt en die in de loop van de jaren in alle omstandigheden van kracht blijft.
Als ik ouders een raad mag geven, dan vooral deze: laat je kinderen zien dat je probeert naar je geloof te leven. Maak je geen illusies: van jongs af aan zien ze alles en hebben ze hun oordeel klaar. Laat zien dat God niet alleen op je lippen, maar ook in je daden is; dat je probeert oprecht en trouw te zijn, dat je werkelijk van elkaar en van hen houdt.
Dat is het beste wat je kunt doen om goede christenen van hen te maken, integere mannen en vrouwen die in staat zijn om de verschillende situaties in het leven met een open houding tegemoet te treden, hun medemensen te dienen, bij te dragen aan de oplossing van de grote problemen van de mensheid, en getuigenis van Christus af te leggen op de plaats die ze later in de maatschappij innemen.
Luister naar je kinderen en geef hun ook jullie tijd. Laat zien dat je vertrouwen in ze hebt. Geloof wat ze je zeggen, ook als ze wel eens liegen. Schrik niet als ze opstandig worden; jullie zijn dat op hun leeftijd waarschijnlijk ook geweest. Kom je kinderen tegemoet en bid voor hen. Als je christelijk handelt, kun je er zeker van zijn dat ze onbevangen met hun natuurlijke nieuwsgierigheid naar jullie komen, in plaats van met hun vragen naar een of andere kwajongen te gaan. Ze zullen met oprechtheid reageren op jullie vertrouwen en vriendschap. En ook al zal er wel eens ruzie en onbegrip zijn, er is vrede in het gezin, er is christelijk leven.
Hoe zal ik het geluk beschrijven, vraagt een schrijver uit de eerste christelijke eeuwen zich af, van het huwelijk dat door de Kerk wordt verenigd, door de wederzijdse overgave wordt bevestigd, door de inzegening wordt bezegeld, door de engelen wordt afgekondigd en door God de Vader als geldig wordt aanvaardt? De echtgenoten zijn nauw met elkaar verbonden, ze staan ten dienste van elkaar, er is niets dat hen van elkaar scheidt, noch lichamelijk, noch geestelijk. Ze zijn twee in één vlees, en zoals er maar één vlees is, zo mag er maar één geest zijn. Over zulke gezinnen verheugt Christus zich en Hij zendt ze zijn vrede. Waar er twee zijn, daar is ook Hij en waar Hij is, is geen plaats voor het kwaad [Tertullianus, Ad uxorem, 1, 2, 9 (PL 1, 1302)].
Maar als de heilige Jozef van Jezus heeft geleerd op een goddelijke manier te leven, durf ik te beweren dat hij van zijn kant op menselijk vlak veel dingen aan Jezus, de Zoon van God, heeft geleerd. Er is iets in de benaming “voedstervader” waarmee Jozef soms wordt aangeduid, wat mij niet helemaal bevalt. Die term kan de indruk wekken dat de verstandhouding tussen Jozef en Jezus koel en formeel was. Ons geloof zegt ons weliswaar dat hij geen vader was naar het vlees, maar dat is niet het enige vaderschap dat er is.
Jozef — lezen we in een preek van de heilige Augustinus — is niet slechts in naam vader, maar het vaderschap komt hem meer toe dan wie dan ook. En hij gaat verder: Hoe was hij vader? Hij was des te meer vader naarmate zijn vaderschap kuiser was. Sommigen dachten dat hij de vader van onze Heer Jezus Christus was op dezelfde manier waarop anderen vader zijn, die hun kinderen niet slechts ontvangen als vrucht van hun geestelijke genegenheid, maar hen ook naar het vlees hebben voortgebracht. Daarom zegt de heilige Lucas: Men dacht dat hij de vader van Jezus was. Waarom zegt hij: men dacht? Enerzijds omdat menselijke gedachten en oordelen betrekking hebben op wat gewoonlijk onder de mensen gebeurt, en anderzijds omdat Jozef fysiek geen aandeel had in de menswording van de Heer. Maar uit de vroomheid en liefde van sint Jozef werd uit de Maagd Maria een Zoon geboren, en deze was de Zoon van God [Sermo 51, 20 (PL 38, 351)].
Jozef hield van Jezus zoals een vader van zijn zoon houdt, en hij gaf Hem het beste wat hij had. Hij heeft voor dit Kind gezorgd zoals hem opgedragen was, en hij gaf Hem zijn beroep mee, hij maakte een ambachtsman van Hem. Daarom noemden de mensen in Nazareth Jezus zowel faber als fabri filius: (Mc 6, 3; Mt 13, 55) ambachtsman en zoon van de ambachtsman. Jezus werkte in de werkplaats van Jozef. Hoe zal Jozef geweest zijn? Hoe zal de genade in hem gewerkt hebben opdat hij in staat was de Zoon van God in het menselijke te vormen?
Jezus moet wel op Jozef geleken hebben in zijn manier van werken, in zijn karakter en in zijn manier van spreken. De kinderjaren en de jeugd van Jezus en zijn omgang met Jozef zullen zich later in het leven van de Heer weerspiegelen: in zijn oog voor de realiteit, de manier waarop Hij aan tafel ging zitten en het brood brak, in zijn voorliefde om op een concrete manier leer te geven aan de hand van voorbeelden uit het dagelijks leven.
Het is onmogelijk de luister van dit mysterie niet te zien. Jezus, een man die spreekt met het accent van zijn streek, die lijkt op een ambachtsman die Jozef heet, Hij is de Zoon van God. En wie zou God iets kunnen leren? En toch is Hij echt mens en leeft Hij zoals anderen: eerst als kind, dan als jongen die in de werkplaats van Jozef helpt en later als volwassen man in de bloei van zijn leven. En met de jaren nam Jezus toe in wijsheid en welgevalligheid bij God en de mensen (Lc 2, 52).
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/book-subject/es-cristo-que-pasa/23362/ (4-10-2024)