De Grote Onbekende

Homilie gehouden op Pinksteren, 25 mei 1969


Met de beschrijving van de gebeurtenissen op die pinksterdag toen de heilige Geest in de gedaante van vurige tongen op de leerlingen van onze Heer neerdaalde, laten de Handelingen van de apostelen ons aanwezig zijn bij de grote manifestatie van Gods macht waarmee de Kerk haar weg onder de volkeren is begonnen. Met goddelijke schittering werd de overwinning van Christus over de dood en de zonde geopenbaard, die Hij door zijn gehoorzaamheid, zijn kruisoffer en zijn verrijzenis verworven had.

De leerlingen die getuigen waren geweest van de heerlijkheid van de verrijzenis, ervaren nu de kracht van de heilige Geest en hun verstand en hun hart openden zich voor een nieuw licht. Ze waren Christus gevolgd en hadden zijn leer in geloof aanvaard, maar ze konden niet altijd tot de diepe betekenis ervan doordringen. De komst van de Geest der waarheid was nodig om de volle waarheid te kunnen begrijpen (zie Joh 16, 12-13). Ze wisten dat ze alleen bij Jezus woorden van eeuwig leven konden vinden en ze waren bereid Hem te volgen en hun leven voor Hem te geven. Maar ze waren zwak, en toen het uur van de beproeving kwam vluchtten zij en lieten ze Hem alleen. Op de dag van Pinksteren was dat allemaal voorbij: de heilige Geest, de Geest van sterkte, maakt hen standvastig, zeker en moedig. In de straten en op de pleinen van Jeruzalem hoort men de moedige en meeslepende woorden van de apostelen.

De mannen en vrouwen die in die dagen de stad bevolken en die uit verschillende streken afkomstig waren, horen verbaasd toe. Parten, Meden en Elamieten, bewoners van Mesopotamië, van Judea en Kappadocië, van Pontus en Asia, van Frygië en Pamfylië, Egypte en het gebied van Libië bij Cyrene, de Romeinen die hier verblijven, Joden zowel als proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken van Gods grote daden (Hand 2, 9-11). De wonderen die ze voor hun ogen zien gebeuren, wekken hun belangstelling voor de prediking van de apostelen. De heilige Geest, die in de leerlingen van de Heer werkzaam is, raakt hun hart en brengt hen tot het geloof.

De heilige Lucas vertelt dat na de getuigenis van de heilige Petrus over de verrijzenis van Christus, velen naar hem toe kwamen met de vraag: Wat moeten we doen, mannen broeders? En de apostel antwoordt: Bekeert u en ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult gij als gave de heilige Geest ontvangen. En de gewijde tekst eindigt met de mededeling dat er die dag ongeveer drieduizend mensen in de Kerk werden opgenomen (zie Hand 2, 37-41).

De plechtige komst van de heilige Geest op die pinksterdag was geen losstaande gebeurtenis. Er is bijna geen bladzijde in de Handelingen van de apostelen waar niet over Hem en zijn werking wordt gesproken, waarmee Hij het leven en het handelen van de vroegste christelijke gemeenschap begeleidt en bezielt. Hij inspireert de prediking van de heilige Petrus,[Zie Hand 4, 8) sterkt de leerlingen in het geloof (zie Hand 4, 31). Hij bezegelt met zijn aanwezigheid de oproep die tot de heidenen wordt gericht,[Zie Hand 10, 44-47). Hij stuurt Saulus en Barnabas naar verre landen om nieuwe wegen te openen voor de leer van Jezus (zie Hand 13, 2-4). In één woord: alles wordt door zijn aanwezigheid en zijn handelen beheerst.

De actualiteit van Pinksteren

De diepe realiteit die de teksten van de heilige Schrift voor ons ontsluiten, is geen verslag van het verleden, van een soort gouden eeuw die achter ons ligt in de geschiedenis van de Kerk. Ondanks de ellende en de zonden van ieder van ons, is dit de realiteit van de Kerk van vandaag en van de Kerk in alle tijden. Op mijn gebed — kondigde de Heer zijn leerlingen aan — zal de Vader u een andere Helper geven om voor altijd bij u te blijven (Joh 14, 16). Jezus is zijn beloften nagekomen: Hij is verrezen, ten hemel opgestegen, en in eenheid met de eeuwige Vader stuurt hij ons de heilige Geest om ons te heiligen en het leven te geven.

De kracht en de macht van God verlichten het aanzien van de aarde. De heilige Geest staat de Kerk van Christus voortdurend bij, zodat zij, altijd en in alles, voor de volkeren het verheven teken is dat de goedheid en de liefde van God aan de mensheid verkondigt (zie Jes 11, 12). Wij kunnen vol vertrouwen en met grote blijdschap naar de hemel kijken, ook al zijn onze beperkingen nog zo groot: God houdt van ons en bevrijdt ons van onze zonden. De aanwezigheid en de werking van de heilige Geest in de Kerk zijn de garantie en de belofte van het eeuwige geluk, van de vreugde en vrede die God voor ons bereidt.

Net zoals de eersten die daarvoor op de dag van Pinksteren naar Petrus kwamen, zijn ook wij gedoopt. Door het doopsel heeft God, onze Vader, bezit genomen van ons leven, ons ingelijfd in het leven van Christus en ons de heilige Geest gestuurd. De Heer, zegt de heilige Schrift, heeft ons gered door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing die het werk zijn van de heilige Geest. Want Hij heeft de Geest overvloedig over ons uitgestort door Christus onze Heiland. Zo zijn wij door zijn genade gerechtvaardigd en erfgenamen geworden van het eeuwig leven waar onze hoop op gericht is (Tit 3, 5-7).

De ervaring van onze zwakheid en fouten, het aanstootgevende en pijnlijke schouwspel van kleinzieligheid, de bekrompenheid van sommigen die zich christen noemen, het ogenschijnlijk vastlopen van een of andere apostolische onderneming, de verwarring die er is, dat alles — het constateren van de realiteit van de zonde en van de menselijke beperkingen — kan ons geloof op de proef stellen en er kunnen bekoringen en twijfels in ons opkomen, want waar blijft de kracht en de macht van God? Op zo”n moment moeten we zo zuiver en krachtig mogelijk de deugd van de hoop beleven en proberen onze trouw te versterken.

Ik wil jullie iets vertellen dat mij een aantal jaren geleden is overkomen. Een vriend, iemand met een goed hart maar zonder geloof, wees op een wereldkaart en zei: Kijk nou eens goed, van het noorden naar het zuiden en van het westen naar het oosten… Ik vroeg: Wat moet ik zien? Hij antwoordde: De mislukking van Christus. Er wordt al zoveel eeuwen geprobeerd zijn leer in het leven van de mensen in te voeren, en kijk eens naar het resultaat… In eerste instantie was ik daar erg verdrietig om. Het is inderdaad heel triest als je erbij stilstaat dat veel mensen Onze Lieve Heer nog niet kennen en dat er onder degenen die Hem wel kennen, velen zijn die leven alsof ze Hem niet kennen.

Maar dit gevoel duurde maar even en maakte plaats voor liefde en dankbaarheid omdat Jezus heeft gewild dat ieder mens uit vrije wil meewerkt met zijn verlossingswerk. Christus is niet mislukt; zijn leer en zijn leven leveren voortdurend vruchten op en zijn verlossingswerk is afdoende en overvloedig.

God wil geen slaven, maar kinderen en daarom respecteert Hij onze vrijheid. De verlossing gaat steeds door en wij nemen daar aan deel. Het is de wil van Christus dat wij, zoals de heilige Paulus het krachtig uitdrukt, in ons vlees, in ons leven, aanvullen wat aan zijn lijden ontbreekt, pro corpore eius, quod est Ecclesia, ten bate van zijn Lichaam, dat de Kerk is (zie Kol 1, 24).

Het is de moeite waard dat we ons volledig geven en beantwoorden aan de liefde van God en aan het vertrouwen dat Hij in ons stelt. Het is vooral de moeite waard dat we het besluit nemen om ons christelijk geloof serieus te nemen. Als wij de geloofsbelijdenis bidden belijden wij ons geloof in God de almachtige Vader, in Jezus Christus zijn Zoon die gestorven en verrezen is, in de heilige Geest die Heer is en het leven geeft. Wij belijden dat de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk het Lichaam van Christus is dat door de heilige Geest wordt bezield. Wij belijden vol blijdschap de vergiffenis van de zonden en de hoop op het eeuwig leven. Dringen deze waarheden tot in het diepst van ons hart door, of komen ze alleen maar op onze lippen? De goddelijke boodschap van Pinksteren, de boodschap van overwinning, vreugde en vrede moet een onwrikbaar fundament zijn voor het denken, handelen en leven van iedere christen.

De kracht van God en de menselijke zwakheid

Non est abbreviata manus Domini, de hand van God is niet te kort (Jes 59, 1). God heeft nu niet minder macht dan in vroegere tijden, ook is zijn liefde voor de mensen niet minder geworden. Ons geloof leert ons dat de hele schepping, de beweging van de aarde en de hemellichamen, het goede dat de mensen doen, de vooruitgang in de geschiedenis, in één woord dat alles van God komt en op Hem is gericht.

De werking van de heilige Geest kan onopgemerkt aan ons voorbijgaan omdat God ons zijn plannen niet laat weten en omdat de zonde de goddelijke gaven vertroebelt en verduistert. Maar het geloof herinnert ons eraan dat de Heer voortdurend bezig is. Hij is degene die ons geschapen heeft en die ons in het bestaan houdt; Hij leidt de hele schepping met zijn genade naar de vrijheid van de glorie van de kinderen van God (zie Rom 8, 21).

Daarom heeft de christelijke traditie de houding die de mens aan de heilige Geest verschuldigd is in één enkel begrip samengevat: volgzaamheid. Dat wil zeggen dat we ontvankelijk moeten zijn voor wat de goddelijke Geest in onze omgeving en in onszelf stimuleert: voor de gaven die Hij uitdeelt, voor de bewegingen en instituties die Hij doet ontstaan, voor de gevoelens en beslissingen die Hij in ons hart geboren laat worden… De heilige Geest voert de werken van God in de wereld uit. Hij is — zoals de hymne ons zegt — de gever van de genaden, het licht van de harten, de gast van de ziel, de rust in de arbeid, de troost in het verdriet. Zonder zijn bijstand is er niets onschuldigs en waardevols in de mens, want Hij is degene die schoon wast wat vuil is, geneest wat ziek is, verwarmt wat koud is, recht maakt wat krom is en de mensen naar de haven van de redding en van de eeuwige zaligheid leidt (Sequentie, Veni Sancte Spiritus, uit de H. Mis van Pinksteren).

Maar ons geloof in de heilige Geest moet absoluut zijn. Een vaag gevoel van zijn aanwezigheid in de wereld is niet genoeg, het moet veeleer een dankbaar aanvaarden zijn van de tekenen en van de feiten waaraan Hij op een speciale manier zijn kracht heeft willen verbinden. Wanneer Hij echter komt, de Geest der waarheid — kondigde Jezus aan — zal Hij Mij verheerlijken, omdat Hij aan u zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft (Joh 16, 14). De heilige Geest is de Geest die door Christus is gezonden om in ons het heil te bewerken dat Christus op aarde voor ons heeft verdiend.

Daarom kunnen we geen geloof in de heilige Geest hebben als we geen geloof in Christus hebben, in de leer van Christus, in de sacramenten van Christus, in de Kerk van Christus. Wie niet van de Kerk houdt, wie geen vertrouwen in haar heeft, wie er alleen maar genoegen in schept op de gebreken en beperkingen te wijzen van degenen die haar vertegenwoordigen, wie van buitenaf een oordeel over haar velt en niet in staat is zich een kind van de Kerk te voelen, is geen consequent christen en gelooft niet echt in de heilige Geest. Nu komt de gedachte bij me op hoe buitengewoon belangrijk en uiterst overvloedig de werking van de goddelijke Helper is, wanneer de priester het offer van Calvarië hernieuwt bij het opdragen van de heilige Mis aan onze altaren.

De christenen dragen de grote genadeschatten in lemen vaten (zie 2 Kor 4, 7). God heeft ze toevertrouwd aan de broze en zwakke menselijke vrijheid. Ondanks zijn hulp zullen onze begeerten, gemakzucht en trots soms toch de weg versperren voor de genade en ons verleiden tot de zonde. Al lang, al meer dan een kwart eeuw, heb ik de gewoonte om bij het bidden van de geloofsbelijdenis iets toe te voegen aan de woorden waarmee ik mijn geloof in de goddelijkheid van de ene, heilige, katholieke en apostolische Kerk bevestig: ondanks alles. Als ik dat aan iemand vertel en hij mij vraagt wat ik daarmee bedoel, antwoord ik: jouw en mijn zonden.

Ook al is dit nog zo waar, het geeft ons absoluut niet het recht om de Kerk naar menselijke maatstaven en zonder de goddelijke deugd van geloof te beoordelen, en alleen maar te kijken naar het meer of minder competent zijn van sommige geestelijken of sommige christenen. Dat zou oppervlakkig zijn. Het belangrijkste in de Kerk is niet dat we kijken hoe de mensen aan de genade beantwoorden, maar dat we kijken naar wat God doet. De Kerk is Christus die onder ons aanwezig is, God die naar de mensheid komt om haar te redden, die ons door zijn openbaring roept, met zijn genade heiligt, en ons in de kleine en grote strijd van het leven van alledag met zijn voortdurende hulp ondersteunt.

Het is niet uitgesloten dat wij de mensen gaan wantrouwen; iedereen zou in ieder geval zichzelf moeten wantrouwen en de dag met een mea culpa, met woorden van diep en oprecht berouw moeten afsluiten. Wij hebben niet het recht om aan God te twijfelen. En twijfelen aan de Kerk, aan haar goddelijke oorsprong, aan de reddende werking van haar prediking en van haar sacramenten, is twijfelen aan God en aan de werkelijke komst van de heilige Geest.

Voordat Christus werd gekruisigd — schrijft de heilige Johannes Chrysostomus — was er geen verzoening. En zolang er geen verzoening was, werd de heilige Geest niet gezonden… De afwezigheid van de heilige Geest was een teken van de goddelijke toorn. Maar nu u ziet dat Hij met de volheid van zijn gaven gezonden is, mag u niet aan de verzoening twijfelen. Men zal misschien vragen: waar is de heilige Geest dan? Men kon van zijn aanwezigheid spreken toen er wonderen gebeurden, doden ten leven werden opgewekt en melaatsen werden genezen. Maar hoe kunnen we nú weten dat Hij er werkelijk is? Weest niet bezorgd, ik zal u tonen dat de heilige Geest ook nu onder ons is…

Als de heilige Geest er niet was, zouden wij niet kunnen zeggen: Heer Jezus, want niemand kan zeggen: Jezus is de Heer, behalve in de heilige Geest (1 Kor 12, 3). Als de heilige Geest er niet was, zouden we niet met vertrouwen kunnen bidden. Want als we bidden, zeggen we: Onze Vader die in de hemel zijt (Mt 6, 9). Als de heilige Geest er niet was, zouden we God niet Vader kunnen noemen. Hoe weten we dat? Omdat de apostel ons leert: Omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten gezonden, die roept: Abba, Vader (Gal 4, 6).

Als u dus God de Vader aanroept, bedenk dan dat het de Geest is die uw ziel heeft beroerd en u dit gebed ingegeven heeft. Als de heilige Geest er niet was, zou er in de Kerk geen enkel woord van wijsheid of wetenschap zijn, want er staat geschreven: Door de Geest wordt het woord der wijsheid gegeven (1 Kor 12, 8)… Als de heilige Geest niet aanwezig was, zou er geen Kerk zijn. Als er echter een Kerk is, dan is het zeker dat de heilige Geest er is [H. Johannes Chrysostomos, Sermones panegyrici in solemnitates D.N. Iesu Christi, hom. 1, De Sancta Pentecoste, nr. 3-4 (PG 50, 457)].

Ondanks alle menselijke gebreken en tekorten, herhaal ik, is de Kerk het teken en in zekere zin — dus niet in de strikte zin van de dogmatische definitie van het wezen van de zeven sacramenten van het Nieuwe Verbond — het universele sacrament van de tegenwoordigheid van God in de wereld. Christen zijn betekent opnieuw geboren worden uit God en naar de mensen gezonden worden om hun de redding te verkondigen. Als wij een sterk en levend geloof zouden hebben en met moed bekendheid zouden geven aan Christus, dan zouden ook onze ogen wonderen zien, zoals in de tijd van de apostelen.

Ook nu worden blinden genezen die niet meer naar de hemel konden kijken om de wonderwerken van God te zien. Ook nu wordt bewegingsvrijheid gegeven aan lammen en kreupelen die door hun hartstochten geketend waren en die al niet meer wisten lief te hebben. Ook nu wordt het gehoor teruggegeven aan doven die niets van God wilden weten. En stommen van wie de tong gebonden was, omdat ze hun nederlagen niet wilden bekennen, worden tot spreken gebracht. En doden die door hun zonden het leven verloren hadden, staan op. Opnieuw ervaren wij dat het woord van God levend en krachtig is, snijdender dan elk tweesnijdend zwaard (Heb 4, 12). En net als de eerste christengelovigen verheugen ook wij ons vol verbazing over de kracht van de heilige Geest en zijn werking in het verstand en de wil van zijn schepselen.

Christus bekendmaken

Alle gebeurtenissen in het leven — in ons persoonlijk leven en in zekere zin ook alles wat zich op de beslissende momenten van de geschiedenis afspeelt — beschouw ik als een oproep van God om de waarheid onder ogen te zien. Voor de christenen zijn het ook gelegenheden om met de hulp van de genade, door woorden en werken de Geest te verkondigen tot wie wij behoren (zie Lc 9, 55).

Alle generaties christenen moeten de tijd waarin zij leven verlossen en heiligen, en daarom de zorgen van hun medemensen begrijpen en delen, om hen met de gave van talen te laten zien hoe ze kunnen beantwoorden aan de werking van de heilige Geest en aan de overvloedige rijkdom van het goddelijk Hart. Wij christenen hebben de taak om de oude en altijd nieuwe boodschap van het evangelie te verkondigen aan de wereld waarin wij leven.

Het is niet waar dat de mensen van onze tijd — de mensen in het algemeen of zelfs massaal — ontoegankelijk of onverschillig zouden zijn voor alles wat het christelijk geloof leert over de bestemming en het wezen van de mens. Het is niet waar dat de mensen van onze tijd alleen aan dingen van de wereld denken en de hemel vergeten. Hoewel het niet ontbreekt aan ideologieën die zich in zichzelf opsluiten en aan mensen die deze steunen, kent ook onze tijd karakterloosheid en grote idealen, lafheid en heldhaftigheid, desillusies en grote aspiraties. Er zijn mensen die dromen van een nieuwe wereld die rechtvaardiger en menselijker is, terwijl anderen, die misschien teleurgesteld zijn door het vastlopen van hun eerdere idealen, hun toevlucht zoeken in een egoïstische rust of blijven vasthouden aan de dwaling.

Aan al deze mannen en vrouwen, waar ze ook zijn, en of we ze nu in een overwinningsroes of verslagen aantreffen, moeten we de plechtige en duidelijke woorden van de apostel Petrus in de dagen na Pinksteren bekendmaken: Jezus is de hoeksteen, de Verlosser, Hij is alles in ons leven, want buiten Hem is er geen andere Naam onder de hemel aan de mensen gegeven, waarin wij gered moeten worden (Hand 4, 12).

Onder de gaven van de heilige Geest is er één die wij, christenen, naar mijn mening in het bijzonder nodig hebben: de gave van wijsheid waardoor we God kennen en smaken en in staat zijn de situaties en de gebeurtenissen in ons leven naar waarheid te beoordelen. Als wij consequent zouden zijn in ons geloof, dan zou een blik op de geschiedenis en op de wereld om ons heen zonder twijfel de gevoelens in ons oproepen waardoor Christus bezield werd: Bij het zien van die menigte mensen werd Hij door medelijden bewogen, omdat ze afgetobd neerlagen als schapen zonder herder (Mt 9, 36).

De christen ziet al het goede dat er in de mensheid is, hij hecht waarde aan oprechte blijdschap, hij houdt zich niet afzijdig van aardse aspiraties en idealen. Integendeel, dit alles leeft in het diepst van zijn ziel, hij deelt erin en beleeft het met een bijzonder invoelingsvermogen, want niemand kent de diepere dimensie van de menselijke ziel beter dan hij.

Het christelijk geloof maakt ons niet kleingeestig, het beknot de edele drijfveren van de geest niet, integendeel, het maakt ze juist sterker doordat het geloof er de ware en authentieke zin van onthult: wij zijn niet bestemd voor een of ander willekeurig geluk; we zijn geroepen om in het leven van God binnen te treden, om God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest te kennen en lief te hebben en, in de Drie-eenheid van God, alle engelen en alle mensen.

Hier ligt de verbazingwekkende durf van het christelijk geloof: de verkondiging van de waarde en de waardigheid van de menselijke natuur en de bevestiging dat wij zijn geschapen om, door de genade die ons verheft tot de bovennatuurlijke orde, de waardigheid van kinderen van God te bereiken. Dit zou echt een ongelooflijk waagstuk zijn als het niet zou zijn gebaseerd op het heilsplan van God de Vader, bezegeld met het Bloed van Christus en bekrachtigd en mogelijk gemaakt door de voortdurende werking van de heilige Geest.

Wij moeten uit het geloof leven en in het geloof groeien totdat op ieder van ons, op iedere christen, de woorden van een van de grote kerkleraren van het oosten van toepassing zijn: Zoals doorzichtige en heldere lichamen stralen en glanzen als ze de stralen van het licht ontvangen, zo worden de zielen die door de heilige Geest worden geleid en verlicht ook zelf vergeestelijkt, en zo kunnen ze het licht van de genade naar anderen brengen. Van de heilige Geest komt de kennis van de komende dingen, het begrip van de mysteries, inzicht in verborgen waarheden, de uitdeling van gaven, het burgerschap van de hemel, het gesprek met de engelen. Van Hem stamt de nooit eindigende vreugde, de volharding in God, de gelijkvormigheid met God en — dat is het meest verhevene wat men denken kan — de vergoddelijking [H. Basilius, De Spiritu Sancto, 9, 23 (PG 32, 110)].

Het besef van de grootheid van de menselijke waardigheid — die onuitsprekelijk is omdat wij door de werking van de genade kinderen van God zijn geworden — vormt in de christen één geheel met de nederigheid. We worden immers niet door onze eigen kracht gered en krijgen niet door onze eigen kracht het leven, maar door de goddelijke genade. Deze waarheid mogen we nooit vergeten, want anders zou onze vergoddelijking ontaarden in aanmatiging, in hoogmoed en dit zou vroeg of laat, bij de ervaring van onze zwakheid en ellende, op een geestelijke instorting kunnen uitlopen.

Zou ik durven zeggen: ik ben heilig? vroeg de heilige Augustinus zich af. Als ik heilig zou zeggen in de zin van heiligmakend zonder iemand nodig te hebben die mij heiligt, zou ik hoogmoedig zijn en een leugenaar. Maar als heilig wordt opgevat in de zin van geheiligd, naar de woorden van het boek Leviticus: Weest heilig, omdat Ik, God, heilig ben; dan kan ook het Lichaam van Christus, tot de laatste mens aan het uiteinde van de aarde die verenigd is met het Hoofd en zich daaraan onderwerpt, volmondig zeggen: ik ben heilig [Augustinus, Enarrationes in psalmos, 85, 4 (PL 37, 1084)].

Heb de derde Persoon van de allerheiligste Drie-eenheid lief; luister in de intimiteit van je ziel naar de goddelijke ingevingen — zowel naar de aansporingen als de terechtwijzingen — en ga over de wegen van de aarde in het licht dat in je ziel is binnengekomen; de God van de hoop zal ons dan met vrede vullen, en door de kracht van de heilige Geest zal de hoop in ons steeds sterker worden (zie Rom 15, 13)

Vriendschap met de heilige Geest

Leven volgens de heilige Geest is leven uit het geloof, de hoop en de liefde. Dat wil zeggen dat we God bezit van ons laten nemen, zodat Hij ons hart radicaal kan veranderen en het naar zijn maat kan maken. Een rijp, diep en sterk christelijk leven kun je niet improviseren, want het is de vrucht van de genade van God die in ons groeit. In de Handelingen van de apostelen wordt de situatie van de primitieve christelijke gemeenschap met een korte, maar betekenisvolle zin beschreven: Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en het gebed (Hand 2, 42).

Zo leefden de eerste christenen en zo moeten wij leven: het overwegen van de geloofsleer tot we ons die eigen maken, de ontmoeting met Christus in de Eucharistie, het persoonlijk gebed — door uit de anonimiteit te treden — voor het aangezicht van God, dit moet de diepe essentie van ons leven zijn. Als dat ontbreekt, is er misschien nog wel sprake van verstandelijke reflectie of vrome devoties en praktijken, maar er is geen echt christelijk leven omdat het vergroeid zijn met Christus, de reële en geleefde deelname aan het goddelijke verlossingswerk ontbreekt.

Deze leer geldt voor iedere christen, want we zijn allen in gelijke mate tot heiligheid geroepen. Er zijn geen tweederangs christenen voor wie alleen maar een verwaterde versie van het evangelie zou gelden. We hebben allemaal hetzelfde doopsel ontvangen; en hoewel er een grote verscheidenheid is aan charisma”s en persoonlijke omstandigheden, deelt de éne Geest zijn gaven uit: één is het geloof, één is de hoop, één is de liefde (zie 1 Kor 12, 4-6; 13, 1-13).

Wij kunnen de vraag van de apostel dus opvatten als een vraag die hij tot ons richt als een uitnodiging tot een meer persoonlijke en rechtstreekse omgang met God: Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont?(1 Kor 3, 16). Jammer genoeg is de Helper voor sommige christenen de Grote Onbekende, een naam die je uitspreekt, maar niet Iemand met wie je spreekt en uit wie je leeft, één van de drie Personen van de enige God.

Toch is het onontbeerlijk om in alle eenvoud en vol vertrouwen met Hem om te gaan, zoals de Kerk ons in de liturgie leert. Dan zullen we Onze Lieve Heer beter leren kennen en ons bewuster zijn van het geweldige voorrecht christen te zijn; we zullen zien hoe groots en waarachtig de vergoddelijking is, de deelname aan het goddelijk leven waarover ik het zojuist had.

Want de heilige Geest is geen kunstenaar die het goddelijke in ons tekent alsof het Hem vreemd zou zijn; dit is niet de manier waarop Hij ons naar de goddelijke gelijkvormigheid leidt. Hijzelf, die God is en uit God voortkomt, drukt veeleer zijn eigen wezen in de harten die Hem ontvangen, zoals het zegel zich in de was drukt. Door die mededeling van zichzelf en door die gelijkvormigheid herstelt Hij in de natuur de schoonheid van het goddelijke oerbeeld en geeft Hij de mens het beeld van God weer terug [H. Cyrillus van Alexandrië, Thesaurus de sancta et consubstantiali Trinitate, 34 (PG 75, 609)].

Als wij in grote lijnen een leefstijl willen uitzetten die ons stimuleert om met de heilige Geest — en tevens met de Vader en de Zoon — om te gaan in diepe verbondenheid met de Helper, dan kunnen we op drie fundamentele aspecten letten: volgzaamheid — ik herhaal het nog eens — gebedsleven en vereniging met het kruis.

Op de eerste plaats volgzaamheid, want de heilige Geest geeft door zijn inspiratie een bovennatuurlijke ondertoon aan onze gedachten, verlangens en daden. Hij is degene die ons aanzet de leer van Christus te belijden en diepgaand te assimileren. Hij is degene die licht geeft om ons bewust te worden van onze persoonlijke roeping en die ons de kracht geeft om alles te doen wat God van ons verwacht. Als we de ingevingen van de heilige Geest in acht nemen, zal het beeld van Christus steeds duidelijker vorm krijgen in ons en zullen we dichter bij God de Vader komen. Allen die zich laten leiden door de Geest van God zijn kinderen van God (Rom 8, 14).

Als wij ons laten leiden door dit beginsel van leven dat in ons is, door de heilige Geest, dan zal onze geestelijke vitaliteit groeien en zullen we ons met de spontaniteit en het vertrouwen van een klein kind dat zich in de arme*n van zijn vader werpt, in de handen van God overgeven. Als gij niet opnieuw wordt als de kleine kinderen, zult gij het Rijk der hemelen zeker niet binnengaan (Mt 18, 3), heeft de Heer gezegd. Dit is de oude maar altijd actuele weg van het geestelijk kind zijn. Het is geen sentimentaliteit of gebrek aan volwassenheid, maar een bovennatuurlijke rijpheid die ons dieper in de wonderen van de goddelijke liefde laat doordringen en onze geringheid laat erkennen; zo zullen we onze wil volledig vereenzelvigen met die van God.

Op de tweede plaats is gebedsleven nodig, want de christelijke overgave, gehoorzaamheid en zachtmoedigheid komen voort uit de liefde en leiden naar de liefde. De liefde leidt tot contact, gesprek en vriendschap. Het christelijk leven vereist een voortdurende dialoog met de Ene en Drie-ene God en het is de heilige Geest die ons naar die innige verbondenheid voert. Ook onder ons mensen wordt iemands wezen alleen gekend door zijn eigen geest. Zo kent alleen de Geest van God het wezen van God (1 Kor 2, 11) Door vol vertrouwen met de heilige Geest om te gaan worden wijzelf vergeestelijkt, voelen wij ons broeders en zusters van Christus en kinderen van God, die wij zonder enige aarzeling onze Vader noemen (zie Gal 4, 6; Rom 8, 15).

Laten we er een gewoonte van maken ons tot de heilige Geest te richten, want Hij is degene die ons moet heiligen: laten we op Hem vertrouwen, zijn hulp vragen, zijn nabijheid voelen. Ons arme hart zal groter worden en we zullen een groter verlangen krijgen om God lief te hebben en omwille van Hem ook alle schepselen. Dan zal het visioen waarmee de Apocalyps besluit zich in ons leven herhalen: de geest en de bruid, de heilige Geest en de Kerk — en alle christenen — richten zich tot Jezus, tot Christus, met de vraag om te komen en om voor altijd bij ons te blijven (zie Apok 22, 17).

En dan de liefde voor het kruis, want in het leven van Christus ging Calvarië aan de Verrijzenis en Pinksteren vooraf, en zo moet het ook zijn in het leven van de christen. Wij zijn — zegt de heilige Paulus — erfgenamen van God, samen met Christus, daar wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking (Rom 8, 17). De heilige Geest is de vrucht van het kruis, van de volledige overgave aan God, van het uitsluitend zoeken van zijn eer en van het volledig wegcijferen van onszelf.

Alleen als de mens trouw is aan de genade en het besluit neemt om het kruis in het middelpunt van zijn ziel te plaatsen en zichzelf te verloochenen uit liefde voor God, als hij zich werkelijk van zijn egoïsme losmaakt en van alle bedrieglijke menselijke zekerheden, dat wil zeggen, als hij waarachtig leeft vanuit het geloof, dan en alleen dan ontvangt hij ten volle het vuur, het licht en de vertroosting van de heilige Geest.

Dan vult de ziel zich met de vrede en de vrijheid die Christus voor ons heeft verkregen (zie Gal 4, 31) en die wij door de genade van de heilige Geest ontvangen. Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en ingetogenheid (Gal 5, 22-23). Waar de Geest des Heren is, daar is vrijheid (2 Kor 3, 17).

Binnen de perken van onze huidige situatie, want de zonde is op een of andere manier nog in ons aanwezig, kan de christen met een nieuwe helderheid de grote rijkdom van zijn goddelijk kindschap zien wanneer hij beseft dat hij uit vrije wil in de zaken van zijn Vader werkt en dat zijn vreugde constant wordt omdat niets zijn hoop teniet kan doen.

Juist dan kan hij ook heel de schoonheid van de aarde bewonderen, alle rijkdom en goedheid naar waarde schatten, liefhebben met de kracht en zuiverheid waarvoor het menselijk hart geschapen is. Dan ontaardt het verdriet om de zonde ook niet in een bittere, wanhopige of trotse houding, want het berouw en het besef van de persoonlijke zwakheid brengen hem er opnieuw toe zich te verenigen met het grote verlangen van Christus om te verlossen, en een diepere solidariteit met alle mensen te voelen. Als de christen ten slotte onmiskenbaar de kracht van de heilige Geest in zich ervaart, zal het eigen falen hem niet ontmoedigen, maar een aansporing zijn om opnieuw te beginnen en een trouwe getuige van Christus te blijven op alle wegen van de aarde, ondanks de persoonlijke ellende, die in deze gevallen doorgaans uit lichte fouten bestaat waardoor de ziel nauwelijks wordt vertroebeld. Maar ook al zouden deze fouten ernstig zijn, de vrede met God komt weer terug als hij vol berouw zijn toevlucht neemt tot het sacrament van de boete, en opnieuw wordt hij een goede getuige van de goddelijke barmhartigheid.

Dit is een korte samenvatting die door de ontoereikendheid van de menselijke taal nauwelijks kan weergeven wat de rijkdom van het geloof en het leven van de christen is, als die zich door de heilige Geest laat leiden. Daarom kan ik niet beter eindigen dan door me aan te sluiten bij het smeekgebed van een van de liturgische hymnen van Pinksteren, die als het ware een echo is van het aanhoudend gebed van de hele Kerk: Daal neer, o Geest die Schepper zijt, kom naar de geesten van hen die U toebehoren, vervul de harten die U geschapen hebt met hemelse genade. Geef dat wij door U de Vader leren kennen, dat wij ook de Zoon erkennen en dat wij steeds geloven in U, de Geest die uit beiden voortkomt (Hymne Veni Creator Spiritus, uit de Mis van pinksterzondag).

Dit hoofdstuk in een andere taal