Twaalfde Statie: Jezus sterft aan het Kruis
Bovenaan het Kruis staat de reden van de veroordeling geschreven: Jezus van Nazaret, Koning der Joden. (Joh. 19, 19). En allen die daar langskomen, beledigen en honen Hem.
Als Hij de koning van Israël is, laat Hem dan van het kruis afkomen. (Mt. 27, 42).
Een van de rovers neemt het voor Hem op: Hij heeft niets kwaads gedaan (Lc. 23, 41). Daarop richt hij zich tot Jezus met een nederig gebed, vol geloof: Heer, denk aan mij wanneer Gij in uw koninkrijk komt (Lc. 23, 42). Waarlijk, Ik zeg u: vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs (Lc. 23, 43).
Bij het Kruis staat Maria, zijn Moeder, samen met andere heilige vrouwen. Jezus kijkt haar aan, en daarna kijkt Hij de leerling aan die Hij bemint, en zegt tot zijn Moeder: Vrouw, ziedaar uw zoon.
Vervolgens zegt Hij tot de leerling: Ziedaar uw Moeder (Joh. 19, 26-27).
Het hemellicht dooft, en de aarde is in duisternis gehuld. Het is rond drie uur wanneer Jezus uitroept: Eli, Eli, lamma sabachtani? Dat is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? (Mt. 27, 46).
Hierna, in het besef dat alles zijn voltooiing nadert, zegt Hij, opdat de Schrift in vervulling zal gaan: Ik heb dorst (Joh. 19, 28).
De soldaten dompelen een spons in azijn, bevestigen deze aan een hysopstengel en brengen hem aan zijn mond. Jezus proeft van de azijn en roept uit: Alles is volbracht (Joh. 19, 30).
Het voorhangsel van de tempel scheurt middendoor, de aarde beeft, wanneer de Heer met luider stem uitroept: Vader, in uw handen beveel ik mijn geest (Lc. 23, 46). En Hij sterft.
Bemin het offer, dat een bron is van innerlijk leven. Bemin het Kruis, dat het altaar is van het offer. Bemin het lijden totdat je zoals Christus de kelk tot op de bodem toe kunt drinken.
Gedachten ter overweging
1. Et inclinato capite tradidit spiritum (Joh. 19, 30), Hij boog het hoofd en gaf de geest.
De Heer heeft zijn laatste adem uitgeblazen. De leerlingen hadden Hem vaak horen zeggen: Meus cibus est… Mijn voedsel is het de Wil te doen van Hem die Mij gezonden heeft en zijn werk tot voltooiing te brengen (Joh. 4, 34). Dat heeft Hij gedaan tot aan het einde toe, met geduld, met nederigheid, zonder iets voor zichzelf te behouden… Oboediens usque ad mortem (Fil. 2, 8): Hij is gehoorzaam geworden tot aan de dood, tot de dood aan het Kruis!
2. Een Kruis. Een lichaam met nagels aan het hout vastgeklonken. De zijde doorboord… Bij Jezus blijven nog slechts zijn Moeder, enkele vrouwen en een jongeman. Waar zijn de apostelen gebleven? Waar zijn degenen die van hun ziektes verlost werden: de lammen, de blinden, de melaatsen?… En al degenen die Hem toejuichten?… Niemand laat zich horen! Christus is door stilte omgeven.
Ook jij zou wel eens op een dag de eenzaamheid van de Heer aan het Kruis kunnen ondervinden. Zoek dan de steun van Hem die stierf en verrezen is. Zoek je toevlucht in de wonden van zijn handen, zijn voeten, zijn zijde. En je wil zal een impuls krijgen om weer opnieuw te beginnen, en je zult je weg met grotere vastberadenheid en doeltreffendheid vervolgen.
3. Er bestaat een verkeerde ascese die de Heer aan het Kruis boos en opstandig voorstelt. Een verwrongen lichaam dat de mensen schijnt te dreigen: Jullie hebben Mij gebroken, maar Ik zal op jullie mijn spijkers, mijn kruis en mijn doornen doen neerkomen.
Zulke mensen kennen de geest van Christus niet. Hij leed al wat mogelijk was - en omdat Hij God was, kon Hij zoveel! -; maar Hij beminde nog meer dan dat Hij leed… En nadat Hij was gestorven stond Hij toe dat een lans een nieuwe wonde zou openen, opdat jij en ik in zijn allerbeminnenswaardigste Hart onze toevlucht zouden kunnen vinden.
4. Ik heb heel vaak dat vers herhaald uit de sacramentshymne: Peto quod petivit latro poenitens, wat de rouwmoedige rover vroeg, dat vraag ik ook. En steeds raak ik ontroerd: vragen zoals de rouwmoedige rover!
Hij erkende dat hij wèl die wrede straf verdiende… En met één woord wist hij het Hart van Christus te stelen en opende zo voor zichzelf de hemelpoort.
5. Aan het Kruis hangt het reeds ontzielde lichaam van de Heer. De mensen, die het gebeurde aanschouwd hadden, slaan zich op de borst en gaan heen (Lc. 23, 48).
Beloof Jezus, nu je vol berouw bent, dat jij - met Zijn hulp - Hem niet opnieuw zult kruisigen. Zeg het met geloof. Zeg het een keer en nog een keer: Ik zal U beminnen, mijn God, omdat U zich, vanaf Uw geboorte en Uw kinderjaren, in mijn armen gelegd hebt, weerloos, maar vertrouwend op mijn loyaliteit.
Document afgedrukt van https://escriva.org/nl/via-crucis/12/ (14-10-2024)